La perquisition des fonctionnaires de l’Administration des Douanes et Accises encadrée par la Cour constitutionnelle

De Administratie der Douane en Accijnzen voert zelf het onderzoek uit naar douane- en accijnsmisdrijven (Artikelen 158 t.e.m. 285 Algemene wet der douane en accijnzen, hierna AWDA).
 
Aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen kent de wet van 22 april 2003 de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie toe.
 
I. De huiszoeking of visitatie
 
Artikel 196 van de AWDA bepaalt de bedrijfsgebouwen steeds toegankelijk moeten zijn voor controle door de ambtenaren van de administratie, wanneer er gewerkt wordt.
 
Het Grondwettelijk Hof heeft bij arrest van 14 februari 2001 (zaak 16/2001, http://www.const-court.be) beslist dat deze afwijking op het gemene recht door de aard van de materie gerechtvaardigd is.
 
Huiszoeking (“visitatie van huizen, erven en panden van particulieren” genoemd) is daarentegen slechts mogelijk tussen 5 uur ’s morgens en 9 uur ’s avonds, en slechts mits machtiging van de politierechter (artikel 197 AWDA), behalve wanneer die in de zgn “tolkring” gebeurt (een strook van 5 km langs de zeekust, het grondgebied van de zee- en luchthavens en de strook grond van 250 m daaromheen).
 
Artikel 198 § 3 AWDA bepaalt dat de politierechter die toelating niet mag weigeren, “tenzij op gegronde vermoedens dat zij zonder genoegzame redenen mocht worden gevorderd”.
 
Tot zover de tekst. In de praktijk werden de verzoeken tot toelating tot visitatie gereduceerd tot een louter formalisme.
 
De gegevens en documenten die een visitatie dienden te rechtvaardigen werden aan de politierechter getoond, zonder dat zij bij het dossier werden gevoegd, het geen latere controle op de wettigheid van de beslissing van de politierechter onmogelijk maakte, zeker in het licht van de laatste zinsnede van artikel 198 § 3, hoger geciteerd.
 
Het Grondwettelijk Hof (arrest n° 10/2011 van 27 januari 2011 van het Grondwettelijk Hof­­­­­­­­­­­, Rolnummer 4860, http://www.const-court.be) verklaart deze manier van werken ongrondwettelijk. Het Hof bevestigt ook dat de toelating van de politierechter moet worden gemotiveerd.
 
Onderzoeken die gebaseerd zijn op visitaties uitgevoerd op grond van aldus geformaliseerde toelatingen van de politierechter dreigen bijgevolg nietig te worden bevonden. De herleiding van de toelating van de politierechter tot loutere formaliteit was de algemene regel in de praktijk.
 
II. Observatie
 
Het arrest onderzoekt ook de geldigheid van de observatie door de ambtenaren van de Administratie, als bijzonder opsporingsmethode in de zin van artikel 47 sexies, § 1 van het Wetboek van Strafvordering.
 
Het Grondwettelijk Hof beslist dat ook de observatie door douaneambtenaren onderworpen is aan de voorwaarden die daartoe zijn gesteld door het Wetboek van Strafvordering (artikelen 47 sexies en 47 septies, machtiging door de Procureur des Konings, en artikel 235 ter, controle door de Kamer van Inbeschuldigingstelling).
 
*
*        *
 

Het Grondwettelijk Hof haalt de douanewetgeving aldus stap voor stap uit de willekeur die deze wetgeving uit het Ancien Regime kenmerkt (Tik, voor een overzicht van de arresten van het Grondwettelijk Hof in deze materie, de zoekterm “Douane” in het vakje “Systematische inhoudsopgave” in de zoekfunctie onder “Hangende zaken & Rechtspraak” op de website van het Grondwettelijk Hof), al is de weg nog lang.