De problematiek omtrent de meeneembaarheid van registratierechten

Met betrekking tot de registratierechten verschuldigd op de aankoop van onroerend goed, kennen we sedert 2002 “de meeneembaarheid”. Deze meeneembaarheid leidt ertoe dat de op een wederverkochte woning-hoofdverblijfplaats betaalde registratierechten in mindering kunnen worden gebracht van de registratierechten verschuldigd op een nieuw aangekochte woning, en dit met een maximum van EUR 12.500,00. Deze regel beoogt de mobiliteitsverhoging op de woningmarkt.
 
Het decreet van het Vlaamse Gewest van 23 december 2010 houdende wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, sluit gelijktijdige heffing van BTW en registratierechten op eenzelfde terrein uit. De wetgever wenste daarmee tegemoet te komen aan een arrest van het Hof van Justitie d.d. 8 juni 2000. In dit arrest werd geoordeeld dat de keuze voor belastingheffing bij levering van gebouwen of gedeelten ervan alsmede het daarbij behorend terrein betrekking moet hebben op de gebouwen of gedeelten ervan en, onlosmakelijk daarmee verbonden, het erbij behorend terrein.
 
Voormeld decreet heeft tot gevolg dat op de aankoop van een gebouw met bijhorend terrein van dezelfde eigenaar 21% BTW verschuldigd is op beide delen. Voorheen werd 21% BTW geheven op de aankoop van het gebouw en 10% registratierechten op de aankoop van de grond.
 
Tegen dit nieuwe decreet werd in de loop van 2011 een beroep tot nietigverklaring ingediend.
 
De verzoekers van dit beroep hadden in 2007 een appartement aangekocht, en hierop registratierechten betaald. In 2011 verkochten zij dit appartement om daarna een nieuwbouwwoning aan te kopen.
 
Aangezien op deze laatste aankoop het decreet van 23 december 2010 van toepassing was, viel zowel de grond als het gebouw onder het BTW-stelsel. Dit leidde ertoe dat verzoekers niet meer van de meeneembaarheid van de registratierechten bij de aankoop van een nieuwe hoofdverblijfplaats konden genieten.
 
In haar arrest d.d. 22 maart 2012 besluit het Grondwettelijk Hof tot discriminatie, omdat verzoekers niet meer van de meeneembaarheid van de registratierechten konden genieten, terwijl andere kopers nog wel hiervan konden genieten. Dat is met name het geval bij de aankoop van een oudere woning, waarbij zowel de grond als het gebouw onder de registratierechten ressorteren, alsook bij de aankoop van een nieuwbouwwoning van twee verschillende eigenaars (die van de grond en die van het gebouw), waarbij de grond onder de registratierechten valt en het gebouw onder het btw-stelsel.
 
Thans is het afwachten hoe de wetgever aan deze discriminatie een einde zal stellen. Het Grondwettelijk Hof is alleszins van oordeel dat de vaststelling dat op de aankoop van een nieuwe woning geen registratierechten worden betaald, de teruggave van de reeds betaalde registratierechten niet mag beletten.