Wanneer is een arrest op tegenspraak vatbaar voor verzet?

Vonnissen of arresten op tegenspraak zijn niet vatbaar voor verzet. Verzet staat in de regel alleen open tegen vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen.

Toch heeft het Hof van beroep van Antwerpen bij tussenarrest van 9 september 2013 het verzet tegen haar eigen arrest op tegenspraak van 17 september 2012 ontvankelijk verklaard!

De behandeling van zaken verloopt volgens het Gerechtelijk Wetboek bij verstek wanneer een van de partijen niet op de inleidende zitting verschijnt, of na oproeping met gerechtsbrief ook niet verschijnt op de zitting waarnaar de zaak werd uitgesteld. In dat geval kan tegen deze partij een vonnis bij verstek worden gevorderd.

In de zaak die aanleiding gaf tot het tussenarrest van 9 september:

  •  was een partij afwezig gebleven van de inleidende zitting;
  • had deze partij geen conclusies neergelegd, hoewel het Hof bij toepassing van art. 747, §2 Ger.W. daarvoor termijnen had opgelegd;
  • Is deze partij niet verschenen op de rechtsdag en heeft zij niet gepleit.

Deze partij werd door het Hof veroordeeld bij een arrest, volgens de bewoordingen van het Hof “rechtdoende op tegenspraak”.

Deze partij ging tegen dit arrest “op tegenspraak” in verzet. De ontvankelijkheid van dit verzet werd door de verweerders op verzet betwist, en op de inleidingszitting ook door het Hof zelf in vraag gesteld.

Toch kon het Hof niet anders dan bij tussenarrest dit verzet ontvankelijk verklaren. Immers, de bewoordingen of de kwalificatie die een rechtbank zelf aan haar beslissing (op tegenspraak of bij verstek) geeft, hebben geen invloed op de werkelijke aard daarvan, die moet worden onderzocht.

Art. 747, §2 Ger.W. wijzigt de algemene beginselen van het verstek niet. Dit wordt ook zo aangekondigd in de aanhef van dit artikel dat stelt: “onverminderd de regels inzake het verstek…”.

Het feit dat lid 4 van dit artikel de griffier de verplichting oplegt om de beschikking met de conclusietermijnen en de vaststelling van de rechtsdag per gerechtsbrief ter kennis te brengen van de niet verschenen partij, belet niet dat de procedure ten aanzien van zo’n niet verschenen partij bij verstek wordt gevoerd. Hetzelfde geldt indien – zoals in dit geval – alle partijen hun conclusies en stukken hebben overgemaakt aan deze partij of aan haar raadsman. De procedure blijft ten aanzien van deze partij bij verstek gevoerd.

Met betrekking tot partijen die nooit verschenen zijn, geen conclusies hebben neergelegd en niet hebben gepleit, bestaan maar drie gevallen waarbij de versteklatende partij niet in verzet kan gaan:

  • De situatie van een onsplitsbaar geschil, bij toepassing van art. 735, §5 Ger.W.;
  • De situatie van een onsplitsbaar geschil, bij toepassing van art. 747, §2 lid 7 Ger.W.;
  • De situatie waarbij conclusies laattijdig werden neergelegd overeenkomstig art. 747, §2 lid 6.

Enkel in deze drie uitzonderingen kan tegen de versteklatende partij een veroordeling op tegenspraak worden gevorderd.